DEEL 8  |  19 MAART - 01 APRIL 2022

Artikel VII gaat in op de relatie tussen de burgers, de staten en de federatie. Het is het sluitstuk van de betekenis van het concept verticale scheiding der machten. De Grondwet behandelt die verticale scheiding in vijf stappen. Omdat die verticale scheiding de essentie van federale staatsvorming omvat, zal ik die stappen hier nog eens opnoemen.

De eerste stap staat in Artikel I, Sectie 2 dat zegt dat wat niet uitdrukkelijk aan de Federatie is gegeven, behoort tot het complex van bevoegdheden van de Staten en de Burgers.

De tweede fase is Artikel III, Sectie 2. Dat specificeert limitatief die federale bevoegdheden.

Fase 3 is Sectie 3 van Artikel III dat de grenzen specificeert waarbinnen deze bevoegdheden van de Federatie moeten worden uitgeoefend ter bescherming van de Burgers.

Fase 4 is Sectie 4 van Artikel III dat grenzen stelt aan wat de Federatie en de Staten mogen doen.

En dan is er tot slot nog Fase 5 in dit Artikel VII dat nog duidelijker maakt hoe sommige aspecten in de relatie Federatie-Staten-Burgers moeten worden opgevat.

Clausule 1 van afdeling 1 maakt duidelijk dat burgers van een lidstaat ook burgers van de federatie zijn. Ze krijgen één paspoort, uitgegeven door hun eigen lidstaat, maar met vermelding van het staatsburgerschap van de federatie. Dit geeft de burgers bepaalde rechten, zoals diplomatieke bijstand buiten federaal Europa en stemrecht bij de verkiezingen voor het Huis van de Burgers en de President.

Clausule 1 stelt verder dat staten de burgers van andere staten niet mogen discrimineren ten gunste van hun eigen burgers. Alle burgers krijgen "nationale behandeling".

Clausule 2 introduceert een andere vorm van directe democratie door te bepalen dat minimaal 300.000 burgers een initiatiefwetsvoorstel kunnen indienen. De procedure voor de behandeling ervan door de Kamers en de President is strikt om dat democratische recht van de burgers te waarborgen.

Clausule 3 regelt de uitlevering van criminelen tussen lidstaten. Clausule 4 verbiedt slavernij en dwangarbeid.

Sectie 2, clausule 1 vereist dat lidstaten het recht van andere lidstaten erkennen. Clausule 2 stelt dat de lidstaten als enige bevoegd zijn om zaken betreffende nationaliteit en burgerschap te regelen. Met de bepaling dat ze burgers van andere staten behandelen alsof het hun eigen burgers zijn.

De clausules 3, 4 en 5 zijn van een andere orde. Clausule 3 bepaalt dat nadat de federatie is opgericht, nieuwe staten kunnen toetreden. Via een strikte procedure.

Clausule 4 legt deze nieuwe staten een speciale last op, namelijk dat ze hun schulden behouden. Zie dit in het licht van wat ik verderop beschrijf in artikel X, lid 1. Daar staat dat lidstaten die tot de federatie toetreden, bij de oprichting ervan hun schulden moeten kwijtschelden. Daar staat dat lidstaten die tot de federatie toetreden, bij de oprichting van de federatie hun schulden kwijtschelden. De federatie neemt ze over. Als lidstaat van de federatie beginnen ze dus met een schone financiële lei. Maar als ze pas na de vorming van de federatie toetreden, behouden ze hun schulden.

Clausule 5 stelt dat wijzigingen in het aantal lidstaten - door splitsing of samenvoeging - een speciale procedure vereisen. De reden hiervoor is dat dergelijke veranderingen het machtsevenwicht tussen de staten en het federale lichaam kunnen verzwakken, bijvoorbeeld in de samenstelling van de Senaat. Dit is een afwijking van de Amerikaanse grondwet, die het splitsen of samenvoegen van staten verbiedt. Dit is niet werkbaar voor Europa. De verschillende vredesverdragen na vijfhonderd jaar oorlogen als gevolg van anarchie tussen natiestaten hebben geleid tot grenzen waarbinnen sommige volkeren zich opgesloten voelen en streven naar hun eigen soevereiniteit. Het is duidelijk dat wanneer de Verenigde Staten van Europa worden opgericht, regio's die al jaren vechten voor hun onafhankelijkheid de kans moeten krijgen, of nemen, om onafhankelijk te worden en het lidmaatschap van de Europese federatie aan te vragen. De grondwet moet hiervoor dus een procedure voorzien.

Paragraaf 3 stelt dat de federatie de representatieve democratie in de lidstaten waarborgt en dat de federatie niet bevoegd is om in te grijpen in de interne orde van de lidstaten. Een federale staat is geen supranationale staat met bevoegdheden van bovenaf om in te grijpen in de interne structuren van de lidstaten.


Artikel VII - De burgers, de staten en de federatie

Sectie 1- De burgers

1. De burgers van elke lidstaat van de Europese Federale Unie hebben ook het burgerschap van de Unie en zijn daarom volwaardige burgers van de Unie. Zij ontvangen één paspoort, uitgegeven door de eigen lidstaat, waarop het burgerschap van de Federatie staat vermeld.

2. Volgens Artikel II, Sectie 1, Clausule 3 mogen alle Burgers van de Europese Federale Unie die ouder zijn dan achttien jaar, tenzij zij handelingsonbekwaam zijn als gevolg van een geestesziekte of geestelijk onvermogen, deelnemen aan verkiezingen voor het Huis van de Burgers. Zij mogen volksinitiatieven over federale aangelegenheden lanceren of steunen. Zij kunnen worden verkozen tot afgevaardigden van het Huis van de Burgers, op voorwaarde dat zij voldoen aan de vereisten van artikel III inzake bekwaamheid en geschiktheid. 
(a) De manier waarop wetenschappelijke instituten, politieke partijen, verenigingen, maatschappelijke bewegingen en andere organisaties kunnen bijdragen aan de vorming van de publieke opinie wordt geregeld door een wet van het Europees Congres voor de verificatie en controle van mogelijke belangenconflicten die tussen hen en de media kunnen bestaan.
(b) Toegang tot transparante en objectieve informatie zal worden gegarandeerd door de oprichting van Citizen Agora-ruimtes door een wet van het Europees Congres.. Deze Citizen Agora moet dienen als een ruimte voor debat en het creëren van een evenwichtige publieke opinie, door te werken als een link tussen verschillende informatiebronnen en burgers.
(c) Transparantie zal worden gewaarborgd door een wet van het Europees Congres met betrekking tot de eigendomsstructuren van de media, evenals hun relatie met partijen, bedrijven of posities die de publieke opinie kunnen beïnvloeden of vormen. Deze media zullen worden aangemoedigd om deel te nemen aan de Citizen Agora door aan bepaalde eisen te voldoen. 

3. Ten minste 1% van de kiesgerechtigde burgers kan binnen 6 maanden na de officiële bekendmaking van hun initiatief verzoeken om een gedeeltelijke herziening van de federale grondwet. Een dergelijk burgerinitiatief van de federale grondwet heeft de vorm van een grondwetswijziging. 

4. Een burgerinitiatief tot wijziging van de Grondwet moet voldoen aan de vereisten van consistentie van vorm en inhoud en mag geen inbreuk maken op dwingende bepalingen van internationaal recht. Indien niet aan deze vereisten wordt voldaan, verklaart het Federale Hof van Justitie van de Europese Federale Unie het initiatief geheel of gedeeltelijk ongeldig. 

5. In geval van een burgerinitiatief in de vorm van een wijziging van de Grondwet, organiseert het Huis van de Burgers binnen drie maanden een meerdaagse bijeenkomst met panels van burgers met als doel de voorgestelde wijziging te bespreken, te analyseren en te wegen en de burgers bij te staan bij de uitwerking van die wijziging. Het Huis van de Burgers kan dit voorstel tot wijziging van de Grondwet aannemen en in procedure brengen in overeenstemming met artikel VIII van de Grondwet, of een referendum organiseren. Een wijziging die aan een referendum wordt onderworpen, wordt aangenomen indien een gewone meerderheid van de stemgerechtigde burgers voor de wijziging heeft gestemd. Daarna volgt de procedure van artikel VIII. 

6. Over het volgende wordt een referendum gehouden:
(a) een beslissing over de ratificatie van een internationaal verdrag en over de toetreding van de Federatie tot collectieve veiligheidsorganisaties, supranationale gemeenschappen of internationale organisaties;
(b) federale noodwetten die niet op een bepaling van de Grondwet berusten en waarvan de geldigheidsduur langer dan een jaar is; dergelijke federale wetten moeten binnen een jaar nadat zij door het Europees Congres zijn goedgekeurd, in stemming worden gebracht. 

7. Over het volgende kan een referendum worden gehouden: 
(a) federale wetten; 
(b) federale uitvoerende maatregelen die vereist zijn door de grondwet of een wet.

8. Referenda die ter stemming aan de Burgers worden voorgelegd, zoals bedoeld in clausules 6 en 7, worden aanvaard indien zij worden goedgekeurd door een gewone meerderheid van de stemgerechtigden.

9. Alle referenda moeten binnen drie maanden worden voorafgegaan door burgerpanels die door het Huis van de Burgers worden georganiseerd met als doel de Europese burgers voor te bereiden op de stemming door informatie over de voorstellen te verstrekken. Op basis van de resultaten van de burgerpanels kan het Europees Congres een tegenvoorstel indienen. In een besluit van het Europees Congres wordt vastgelegd hoe over het voorstel van de burgers en over het voorstel van het Europees Congres wordt gestemd.

Afdeling 2 - De staten

1. In elke Lid-Staat wordt volledige trouw en eerbiediging verleend aan de openbare akten, processen-verbaal en gerechtelijke procedures van alle andere Staten. Het Europees Congres kan bij algemene wet bepalen op welke wijze deze akten, verslagen en gerechtelijke procedures worden bewezen en welke gevolgen zij hebben.

2. De lidstaten van de Europese Federale Unie hebben de exclusieve bevoegdheid om aangelegenheden betreffende het staatsburgerschap te regelen. Het burgerschap van een staat is geldig in elke andere staat van de Federatie. Het burgerschap van een lidstaat impliceert het burgerschap van de Europese Federale Unie. 

3. Staten kunnen tot de Europese Bondsunie toetreden met de instemming van een tweederde meerderheid van de burgers van de toetredende staat, een tweederde meerderheid van de wetgevende macht van de toetredende staten, een tweederde meerderheid van de burgers van de federatie en een tweederde meerderheid van elke kamer van het Europees Congres, in deze volgorde. De Europese Federale Unie neemt nota van deze instemming en handelt dienovereenkomstig. Het Europees Congres stelt bij wet de eisen vast waaraan de staten die tot de Europese Federale Unie toetreden, moeten voldoen

4. Lidstaten kunnen de Federatie verlaten langs dezelfde weg als aangegeven in Clausule 3. Bij wet van het Europees Congres worden de financiële verplichtingen van deze Lidstaten vastgesteld.

5. Alle schulden die zijn aangegaan en alle verbintenissen die zijn aangegaan door de staten die tot de federatie zijn toegetreden op het tijdstip van de bekrachtiging van deze Grondwet, overeenkomstig artikel I, afdeling 1, clausule 6, blijven binnen de Europese Federale Unie geldig. De staten die na de inwerkingtreding van de Grondwet tot de Europese Federale Unie toetreden, behouden hun schulden en zijn gebonden aan de wetten van de Federatie vanaf het tijdstip van hun toetreding.

6. Elke wijziging van het aantal lidstaten van de Europese Federale Unie moet worden goedgekeurd door een tweederde meerderheid van de burgers van de betrokken lidstaten, een tweederde meerderheid van de wetgevende macht van alle lidstaten en een tweederde meerderheid van elke Kamer van het Europees Congres, in die volgorde.

7. Een persoon die in een lidstaat van de Federatie is veroordeeld wegens hoogverraad, misdrijf of andere misdrijven, die aan de rechtspleging is ontkomen en in een andere lidstaat wordt aangetroffen, wordt op verzoek van de uitvoerende autoriteit van de staat waaruit hij is gevlucht, overgeleverd aan de staat die rechtsmacht heeft met betrekking tot dat misdrijf.

8. Slavernij of enige vorm van verplichte dienstbaarheid, behalve in geval van bestraffing voor een misdrijf waarvoor de betrokkene wettig is veroordeeld, is uitgesloten in de Europese Federale Unie of in enig gebied onder federale jurisdictie.

Sectie 3 - De Federatie

1. De Europese Federale Unie waarborgt een representatieve democratie voor elke lidstaat en beschermt hen tegen een invasie en, op verzoek van de wetgevende tak, of die van de uitvoerende tak indien de wetgevende tak niet bijeen kan komen, tegen binnenlands geweld.

2. De Europese Federale Unie zal zich niet bemoeien met de interne organisatie van de staten van de Federatie, maar eist wel dat die staten als democratische staten geregeerd worden door de rechtsstaat. 

3. Het Europees Congres heeft de bevoegdheid te beschikken over alle noodzakelijke verordeningen en deze uit te vaardigen met betrekking tot het grondgebied of andere bezittingen die tot de Europese Federale Unie behoren.

Toelichting bij artikel VII: De burgers, de staten en de federatie

Uitleg van Sectie 1 - De Burgers

Clausule 1 en 2 nader ingaan op het begrip burgerschap. Het burgerschap van een lidstaat gaat hand in hand met het burgerschap van de federatie. Zodra iemand de nationaliteit van een lidstaat bezit, heeft hij of zij ook het federale burgerschap. Men ontvangt één paspoort, uitgegeven door de eigen staat, waarop het staatsburgerschap van de Federatie vermeld staat. Dit betekent dat hij of zij de federaal toegekende politieke en andere rechten heeft en dat hij of zij ook buiten de Federatie een beroep kan doen op de diplomatieke en consulaire diensten van de Federatie in aangelegenheden waarvoor deze bevoegd zijn. Dit laatste houdt in dat deze federale diensten burgers van de Federatie die buiten de Federatie verblijven, moeten toestaan om deel te nemen aan de verkiezingen voor de Kamer van de Burgers en de President/Vice-Presidenten.

De Clausules 3 tot en met 9 regelen een andere vorm van directe democratie, naast en ter versterking van bepalingen over directe en deliberatieve democratie, die in andere artikelen van de Grondwet zijn geregeld. Zij zijn uitdrukkelijk bedoeld om het democratisch tekort van de op het Verdrag gebaseerde intergouvernementele Europese Unie op te lossen. De Grondwet introduceert hier twee kwesties. Ten eerste het recht van burgers om een burgerinitiatief te lanceren om een deel van de Grondwet te wijzigen. Ten tweede het concept van verplichte en facultatieve referenda. Omdat het deels gaat om mogelijke wijzigingen van de Grondwet, speelt artikel VIII, dat gaat over wijzigingen van de Grondwet, hier natuurlijk ook een rol.

Uitleg van Sectie 2 - De Staten

Clausule 1 vereist dat de staten de uitoefening van het recht in de andere staten van de federatie van rechtswege erkennen. De staten onderwerpen elkaars recht dus niet aan een evaluatie, maar laten het op hen van toepassing zijn. Deze bepaling voorkomt onder andere administratieve lasten voor burgers, overheden en rechters met betrekking tot het gebruik van officiële documenten. In de Europese Federale Unie wordt dus afgezien van elke eis tot legalisatie van documenten die door een lidstaat zijn opgesteld; deze documenten hebben dus rechtskracht in andere staten van de Federatie.

Clausule 2 van afdeling 2 betekent dat alleen de lidstaten van de Federatie bevoegd zijn voor het staatsburgerschap met alle politieke en sociale rechten die daaraan verbonden zijn, hoewel de Federatie bevoegd wordt voor het immigratiebeleid. Elke lidstaat erkent het staatsburgerschap van een andere staat en behandelt, overeenkomstig zijn rechtsorde, de burgers van die andere staat als zijn eigen burgers. Dit houdt ook in dat alle lidstaten van de Federatie elkaars burgers in het buitenland waar nodig hulp en bijstand verlenen via hun diplomatieke en consulaire diensten. 

Clausule 3 voorziet in de voorwaarden waaraan staten die tot de federatie willen toetreden, moeten voldoen. 

Clausule 4 regels dat uittreding uit de federatie mogelijk is, mits de uittredende lidstaat dezelfde procedure volgt als aangegeven in clausule 3. 

Clausule 5 maakt duidelijk dat de Staten die tot de Federatie toetreden op het ogenblik van de ratificatie van de Grondwet, bevrijd zijn van hun schulden. In een federaal belastingstelsel, aangevuld met een fiscale unie, beginnen zij hun leven als lidstaten van de federatie met een schone financiële lei. Onder een federaal belastingstelsel, aangevuld met een Fiscale Unie, beginnen zij hun leven als lidstaten van de Federatie met een schone financiële lei. In een federaal belastingstelsel, aangevuld met een fiscale unie, beginnen ze hun leven als lidstaten van de federatie met een schone financiële lei. Dit geldt niet voor staten die zich registreren als lid van de federatie nadat deze is opgericht en in werking is getreden. Die staten behouden hun schulden en moeten de federale regels toepassen die vanaf het moment van hun toetreding van kracht zijn. 

Clausule 6 bepaalt dat elke wijziging van het aantal lidstaten van de Federatie, door samenvoeging of splitsing van staten, moet worden voorgelegd aan de betrokken burgers, de parlementen van alle staten en het Europees Congres. De reden voor deze verschillende machtigingen is dat ze het machtsevenwicht tussen de lidstaten en binnen de Federatie veranderen, institutioneel bijvoorbeeld door de samenstelling van het Huis van de Staten te beïnvloeden. Deze bepaling is belangrijk voor regio's met activistische groepen die een eigen staat willen oprichten, zoals Catalonië in Spanje, Corsica in Frankrijk, Vlaanderen in België en Schotland in het Verenigd Koninkrijk.

Clausule 7 voorziet in de uitlevering van verdachten tussen de lidstaten als keerzijde van het vrije verkeer van personen in de Federatie. Clausule 8 bevestigt het beginsel van het verbod op slavernij en dwangarbeid. 

Uitleg van Sectie 3 - De Federatie

Clausule 1 benadrukt de garantie dat de Federatie voor elke lidstaat een representatieve democratie waarborgt en dat zij hen zal beschermen tegen een invasie en tegen intern geweld.

Clausule 2 benadrukt - als een expliciet aspect van de verticale scheiding der machten van deze centripetale federatie - dat de federale overheid zich niet mengt in de interne orde van de lidstaten, maar wel waakt over de onvoorwaardelijke toepassing van de rechtsstaat in de hele federatie. Een federale staat is geen supranationale staat waarvan hiërarchische besluitvorming een kenmerk is.

Clausule 3 zegt dat het Europees Congres alle verordeningen kan maken die het nodig acht. 

Artikel VII - De burgers, de staten en de federatie

nl_NLNederlands